Ben ik nou gek?

Ik heb jaren een psychologiepraktijk gehad en ik weet niet hoe vaak ik bij een intakegesprek van een ouder te horen kreeg; mijn zoon zit niet zo lekker in zijn vel. Of: het gaat niet zo goed met mijn dochter. Daar gingen we dan uiteraard serieus op in en meestal bleken er ook aantoonbaar dingen te zijn gebeurd of aan de hand te zijn die belastend waren voor het kind.

Bij hoogbegaafden lag dat anders. Dan zeiden de ouders hetzelfde, maar konden we geen verklarende factor aanwijzen. Geen trauma, geen autisme, geen ADHD, geen hechtingsproblematiek; niets van dat alles. Maar toch schuurde het ergens. Namen we dan de Child Behaviour Checklist (CBCL) of de Youth Self Report (YSR) vragenlijst af, dan kregen we ook geen duidelijk beeld. Bij kinderen die bij de intake enorm zaten te huilen, zagen we op de door henzelf ingevulde YSR niets terug. Maar andersom kwam het ook voor; kinderen waarvan je bij de intake dacht ‘wat kom je doen?’ die op klinisch niveau scoorden op de YSR.

Het zette me aan het denken en ik wil je graag hieronder meenemen in mijn gedachtegang.

Omdat HB-ers alles intens beleven, maakt het voor de buitenwereld lastig om een goed beeld te krijgen van de ernst van de klachten of om in ieder geval een goede inschatting te maken. Omdat de HB-er anders scoort of tegen een andere tabel dan de gemiddelde mens moet worden beoordeeld, wijkt hij/zij dus af van ‘de’ norm. Dat zag je bij die CBCL- en YSR-vragenlijst; de hoogbegaafde jongeren leken niet binnen die gestelde normen te vallen.

Het deed me denken aan mijn eigen jeugd. Als kind werd ik regelmatig weggezet als aansteller of hypochonder wanneer ik weer eens een pijntje voelde of een kwaaltje had. Dat werd maar raar en soft gevonden. “Moeten we met jou de oorlog winnen?” kreeg ik dan te horen. Maar ik voelde het toch?! Het gaf me een gevoel alsof ik gek was ofzo. Later hoorde ik  van het begrip proprioceptie. Dit is het samenspel van zintuigen, zenuwen en spieren. Dat kan bij een hoogbegaafd iemand een erg verfijnd geheel zijn. Het verklaart bijvoorbeeld waarom etiketjes in de nek zo irritant zijn, waarom sommige mensen zulke pietluttige eters zijn, of waarom ze een slechte motoriek hebben. Als ik naar de kapper ga, trek ik een speciaal shirt aan dat ik alleen voor de kapper gebruik. Ik plan mijn knipbeurt aan het einde van de dag, zodat ik gelijk naar huis kan om te douchen. Ik word gek van die haartjes in mijn nek! Terwijl Jaap, de kapper, de hele dag door staat te knippen en nergens last van heeft.

Tijdens mijn HB-studie kwam ik in aanraking met de Theory of Positive Disintegration van Kazimierz Dabrowski. Hier leek ik de verklaring te vinden die ik zocht. In zijn boek spreekt hij van ‘Over-Excitabilities’ (OE’s). In het Nederlands is er een scheef gebruik ontstaan van die term en die theorie. Je hoort namelijk vaak mensen zeggen dat ze ‘overprikkeld’ zijn, maar dat dekt niet helemaal de lading. In de Nederlandstalige HB-literatuur wordt meestal gesproken van ‘intensiteiten’ als het gaat om de OE’s. Ik hou het bij de Engelse term. 

De Overexcitabilities van Dabrowski op een rijtje.

Dabrowski was een Pools psychiater die veel had meegemaakt in de oorlog. Nadat er een heftige slag had plaatsgevonden, moest hij als klein jongetje door een veld lopen waarin gesneuvelde soldaten lagen. Het viel hem op dat sommige soldaten een vredige uitdrukking op hun gezicht hadden, maar dat hij bij anderen hun doodsstrijd kon terugzien in de verwrongen uitdrukking op hun gezichten. Het verbaasde hem hoe mensen die hetzelfde ondergingen er blijkbaar zo anders mee omgingen. Dat is een rode draad in zijn leven gebleken.

Later ging hij voor zijn onderzoeken hoogbegaafde kinderen (kinderen met een groot ontwikkelingspotentieel, noemde hij ze) observeren in de klas. Hij zag hoe de kinderen op verschillende manieren omgingen met verveling in de klas. Daaruit is zijn visie op de OE’s ontstaan.

Dabrowski onderscheidde 5 soorten intensiteit:

  1. Sensorisch: er is sprake van een verhoogde ervaring van zintuiglijke waarneming. Alles wordt extreem ervaren, zoals een mooie zonsondergang, mooie muziek. Uiteraard worden ook de negatieve ervaringen intens beleefd. Het kan leiden tot mijdend gedrag als iets te heftig is, maar het kan ook als zó fijn ervaren worden dat iemand het juist erg opzoekt. Hier komt ook die proprioceptie om de hoek kijken. Het nastreven van genot kan ook spanningen in relaties met zich meebrengen.
  2. Psychomotorische: Deze mensen zijn beweeglijk. Als dit erg aanwezig is, kan het nog wel eens worden gezien als ADHD. Deze mensen zijn energiek, praten veel, zijn erg aanwezig, kunnen nerveus met de vingers of voeten tikken, nagels bijten. In tegenstelling tot mensen met ADHD kunnen deze mensen zich wel langere tijd concentreren. Dan zijn ze ook vaak beweeglijker.
  3. Verbeeldend: Dan is er sprake van een levendige fantasie, in een eigen wereld kunnen zitten. Deze mensen zijn erg beeldend ingesteld en hebben een associatieve denkstijl. Bij verveling kan dit een coping-mechanisme worden; op de rug van een draak vliegen raken is leuker dan een saaie rekenles.
  4. Intellectueel: Die mensen zijn erg bezig met zaken begrijpen en eerlijkheid. Ze willen nieuwe dingen leren en het nut ergens van inzien. Ze kunnen problemen snel en op bijzondere wijze doorzien, lezen graag, denken over denken. Ze komen niet altijd aardig over, want ze zijn kritisch en kort door de bocht, want gesprekken moeten ergens over gaan. Er wordt gesproken van ‘intellectuele honger’. Hoewel de meeste hoog-intelligente HB-ers dit zullen herkennen, betekent een OEintell. niet automatisch dat je een hoog-intelligente HB-er bent.
  5. Emotioneel: Deze mensen beleven gevoelens intens en dat is merkbaar voor anderen. Er is sprake van een verhoogd bewustzijn. Ze zijn enorm inlevend en in staat tot zelf-reflectie. Ze zijn bezig met hun ontwikkeling en mens zijn, waarbij ze zich enorm verbonden voelen met mensen, dieren of dingen. Ze kennen emoties toe aan levenloze zaken en zijn in staat om zo intens te voelen dat ze er fysieke hinder van kunnen ondervinden; buikpijn, spugen, huidproblemen, eetproblemen.

Deze OE’s worden ook gehanteerd als het gaat om hoog-sensitieve personen (HSP). Uit de literatuur blijkt dat iemand die HSP is, niet per se hoogbegaafd is, maar andersom scoren nagenoeg alle hoogbegaafden wel op 1 of meer van de 5 soorten intensiteit. Klinisch psycholoog Elke van Hoof van de VU Brussel stelt in haar boek Hoogsensitief dat 87% van de hoogbegaafden hoogsensitief is, maar dat van de hoogsensitieven 10% hoogbegaafd is. Ter indicatie; 2-2,5% van de Nederlandse/Vlaamse bevolking is hoogbegaafd.